Het Europese Hof van Justitie in zijn arrest in deze zaak Ingmar/Eaton (ATM, 9.11.2000 , Ingmar/Eaton-technologieën, C-381/1998, Jur. 2000, p.I-9305) dat de bepalingen van Richtlijn 86/653 /EEG voor handelsagenten allesoverheersend is/bindend recht. Om deze reden moet worden genomen,Nog hypocrieter de toepasselijke wetgeving (zelfs de door de partijen gekozen zelf), waardoor de commerciële agent (en in het verlengde daarvan de exclusieve distributeur), waarvoor zij van toepassing zijn,Een minimum aan bescherming tegen vermoeden, in dit geval en in werkelijkheid; een superieure financiële tegenpartij. Het besluit van het HOF gaat nog verder.Evenals aanvaardt dat de toepasselijke wetgeving zelfs afneemt wanneer als toepasselijk recht de derde land is geselecteerd (dit als de keerzijde van dat proces, zoals eerder gezegd is, de regels negerenDerde land wordt en wanneer de wet staat die partij of van een lidstaat is geselecteerd).De procureur-generaal van het Hof van Justitie Advocaat-generaal Léger, de voorstellen in geval Ingmar/Eaton (zie ΣυλλΝομολ 2000.J. 9305, Punt 88 e.v. ), verwijzend naar de bepalingen van de artikelen 17,18 en 19 van de richtlijn,Zegt: "… hebben voorrang op de inhoud van eventuele andere anderszins uitingen door overeenkomstsluitende partijen … ".
Μεταφράζονται, παρακαλώ περιμένετε..
